– Eddie ‘Son’ House

Een van de monumenten van de oorspronkelijke blues is ongetwijfeld Eddie ‘Son’ House. Een naam die wellicht enkel bij de blues aficionado’s een belletje doet rinkelen. In de muziekgeschiedenis kan zijn invloed echter moeilijk worden overschat. Hij was één van de grote vernieuwers van de blues. Zijn muziek is intens emotioneel en doorleefd, ondanks (of misschien precies om die reden) het feit dat zijn zgn muzikale carrière eerder door anderen werd aangespoord dan vanuit een eigen ambitie vorm kreeg.

In menig opzicht komt zijn personage overeen met het clichébeeld dat er bestaat van een bluesartiest. Hij had een liefde voor drank, vrouwen en muziek, maar werd ook een heel leven innerlijk gekweld door het conflict tussen zijn religieuze ‘roeping’ en zijn seculiere activiteiten. Zijn predikantenactiviteiten vochten in zijn binnenste met zijn latere roeping tot de bluesguitaar.

Zijn predikantenachtergrond verklaart wellicht ook voor een deel de manier waarop hij zijn muziek bracht, zowel vocaal (declamatorisch) als instrumentaal (zijn guitaarwerk was zeer heftig : hij haalde met brede bewegingen uit naar de snaren, maar produceerde daarbij een tonaliteit die perfect zijn vocale werk ondersteunde en kracht bijzette). Zijn ritme was repetitief, en vertoonde duidelijk sporen van gospel en spirituele muziek, van het soort dat je uiteindelijk in trance kan brengen.

Ondanks zijn weinig gezonde levenswandel, werd Son House toch meer dan 85 jaar. Er bestaat discussie over zijn geboortejaar (1902), maar zijn sterftedatum staat vast : 19 oktober 1988 (kanker in het strottehoofd). Hij werd geboren in de buurt van het befaamde Clarksdale, geboorteplaats van zovele andere goden van de blues, en zoals zovelen werd hij als kind geconfronteerd met een verwrongen gezinsleven. Zijn ouders scheidden, en zijn moeder stierf vroeg, waardoor hij als jongeling zich uit de slag moest trekken en handenarbeid ging verrichten op boerderijen. Hoewel zijn vader muzikaal was, ging zijn interesse als tiener in de eerste plaats uit naar het religieuze. Hij kwam in contact met de Baptisten en op zijn twintigste (sommigen zeggen zelfs eerder, op vijftienjarige leeftijd) ging hij aan het prediken, van de ene plantage naar de andere trekkend. De guitaar was voor hem een duivels instrument dat te allen tijde te mijden was. Blues was uit den boze. Het was duivelse muziek. Hij zei : “I didn’t like no guitar when I first heard it; oh gee, I couldn’t stand a guy playin’ a guitar. I didn’t like none of it.”

Zijn leven als twintiger was op zijn minst bewogen te noemen. Nog voor zijn vijfentwintigste haalde de vleselijke liefde het van zijn religieuze ambities en vluchtte hij een tijdje weg met de vrouw van zijn dromen Het was enkel nadat de liefde met deze vrouw afsprong dat hij terugkeerde naar zijn geboortegronden.

Een en ander was echter definitief veranderd in zijn leven, want hoewel hij tot dan een aversie voor de guitaar had, kwam hij na zijn terugkeer in de ban van de muziek van ene Willie Wilson. Hij kocht zich een oude guitaar die hij oplapte en ging de muzikale toer op als begeleider van deze Wilson, waardoor hij ook in contact kwam met andere lokale muzikanten, en vooral ook met zijn andere levensvriend : de drank. De optredens in de jukejoints combineerde hij een tijdje met het prediken, maar dit zou ook eindigen. Hij werd meer en meer een deel van de lokale bluesscene. Hij raakte op een nacht betrokken in een ruzie (jukejoints waren oorden van drank en agressie), en doodde een man (naar zijn zeggen uit zelfverdediging) (iedereen liep toen wel rond met een wapen in de zakken, en zeker rondtrekkende muzikanten). Dit gebeuren, waarbij hij zelf gewond raakte aan het been, bracht hem in contact met een andere instelling uit de (blues)geschiedenis : de Parchman Farm, een door de staat gerunde strafinstelling die als werkkamp werd gebruikt en aanzienlijk veel zweet en bloed heeft doen vloeien bij de aanleg van dijken en spoorwegen. De ‘chain gang’ was geen muzikaal concept, maar keiharde realiteit.

Zijn zaak werd in 1929/30 herbekeken en hij werd vrijgelaten op voorwaarde dat hij zijn biezen pakte. Son House trok liftend en als zwerver een twintigtal kilometer noordwaarts naar Lula, waar zijn verdere leven een beslissende muzikale wending zou nemen. Een beetje naar het voorbeeld van wat in 1903 in het treinstation van Tutwiler gebeurde, kwam Son House in het station van Lula in contact met ene Charley Patton, die tot een ander monument in de bluesgeschiedenis zou uitgroeien. Zij trokken een aantal maanden samen op en deelden hun interesses : muziek, drank en vrouwen. En dit, ondanks het feit dat zij elkaars tegenpolen waren : Patton was de charmeur, de (van gestalte kleine) man met een grote mond, de entertainer die koste wat koste het publiek op zijn handen wou krijgen; House was de grote, magere man, die nog steeds met scrupules rondliep. Eenmaal op de planken echter, bracht House zijn optreden met zoveel realiteit : hij gaf geen show, hij was de show zelf.

Toen Patton in de lente van 1930 door Paramount werd uitgenodigd voor een andere opnamesessie die zou plaatsvinden in Grafton, Wisconsin, een heel end verwijderd van de delta, mocht ie een aantal muzikale vrienden meenemen. Het werden Son House, zijn vriendin (of ex-vriendin van CP) Louise Johnson, Willie Brown en ene Ford, die de gehuurde wagen mocht besturen omdat hij de enige ‘Bob’ in het gezelschap was. Het was dus Patton die voor House de deur van de studio openzette.

Het werd een roemruchte sessie die 28ste mei daar in Grafton die onderwerp uitmaakt van heel serieus onderzoek naar hoe het allemaal verlopen is, hoewel er eigenlijk maar een bescheiden commercieel succesje uit voortkwam voor Patton. House zou een beperkt aantal opnames kunnen maken, Louise Johnson heeft haar stem nagelaten op 4 opnames (de bewaard zijn gebleven). De originelen en 78-ers zijn ware collectors items geworden, hoe aangetast ze ook door de tijd en de scherpe naalden ze ook mogen zijn (daarbij nog te vermelden dat Paramount zelf al inferieure opnametechnieken gebruiken in vergelijking met wat andere platenhuizen toen al voortbrachten).

De economische crisis sloeg toe en in de jaren dertig toerde Son House rond in de Delta en daarbuiten met de vriend die hij gemaakt had tijdens zijn uitstap naar Grafton : Willie Brown. Het was ook deze die hem op de muzikale weg hield. Patton stierf in 1934 en Son House werd toen de meest bekende lokale bluesartiest. Zijn muziek vedrong dan vrijwel volledig zijn activiteit als predikant. Van platenopnames was echter geen sprake, en het zou tot 1941 duren voor hij weer achter de microfoon werd geroepen (als bij toeval), en dan nog niet eens voor commerciële doeleinden.

Maar dan begint een ander hoofdstuk.

Share
Posted in Son House | Leave a comment

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *